Opzegging van negenjarige en kortlopende huurcontracten
Als een kortlopend huurcontract (minder dan drie jaar) automatisch wordt omgezet naar een standaardcontract van negen jaar, zijn alle regels van de negenjarige huur van toepassing. Voor een huurcontract van negen jaar geldt dat een huurder bij opzegging tijdens het eerste jaar drie maanden huur als vergoeding betaalt. In het tweede jaar daalt dit naar twee maanden huur, en in het derde jaar naar één maand. Na het derde jaar is er geen opzegvergoeding meer vereist. Dit betekent dat bij vroegtijdige beëindiging van een standaardcontract de financiële verplichtingen variëren, afhankelijk van de duur van de huurovereenkomst.
Voor kortlopende contracten bedraagt de opzegvergoeding anderhalve maand huur tijdens het eerste jaar, een maand tijdens het tweede jaar en een halve maand tijdens het derde jaar. Deze regels bieden duidelijkheid voor huurders en verhuurders en helpen hen anticiperen op de financiële consequenties van een opzegging.
Registratieplicht en specifieke uitzonderingen
Verhuurders moeten huurcontracten binnen twee maanden na ondertekening laten registreren wanneer het gaat om gebouwen die uitsluitend voor bewoning bestemd zijn, zoals huizen of appartementen. Als deze registratie niet tijdig gebeurt, kan de huurder het huurcontract op elk moment en zonder kosten beëindigen, zelfs tijdens de eerste drie jaar. De opzegging gaat dan in op de eerste dag van de maand na de maand waarin het contract werd opgezegd, wat huurders extra flexibiliteit biedt in geval van een niet-geregistreerd contract.